Wie ben ik?

Mijn naam is Mylène en ik ben 20 jaar oud. 
Voordat we aan periode 3 begonnen, had ik er weinig zin in. Ik ben namelijk helemaal niet creatief. Ik snap wel dat leerlingen dat moeten zijn, maar hoe kan ik creativiteit overbrengen, als ik het niet eens ben?
Dat tegendeel is inmiddels bewezen. Dat ik niet creatief ben met kunst, dat hoeft niet te betekenen dat ik geen creatieve leerkracht kan worden. 
Creativiteit is namelijk niet alleen gericht op kunst, maar het bestaat uit veel meer elementen. 
Een creatieve leerkracht ziet er voor mij als volgt uit:
  • Flexibel
  • Oplossingsgericht denkvermogen
  • Initiatieven van leerlingen volgen
  • Op een correcte manier inspelen op onverwachte gebeurtenissen
  • Creativiteit van leerlingen stimuleren
  • Maar vooral: bij zichzelf blijven! 
Dit zijn nog niet eens alle kenmerken die een creatieve leerkracht kan/moet hebben. Dit is zo maar een greep uit wat ik belangrijk vind. 

Wat is creativiteit? 

In mijn ogen staat creativiteit gelijk aan het ontwerpen van nieuwe ideeën. Dit zijn ideeën die vooral zijn gericht op kunst, denk aan schilderijen, gedichten etc. Maar ik ben er nu inmiddels achtergekomen, dat het zoveel meer is dan alleen schilderijen en gedichten. Veel basisschoolleerkrachten zijn namelijk al dagelijks creatief. Denk maar eens aan het ontwerpen van lessen die niet in de methode staan, of aan oplossingen bedenken voor een nieuw probleem.
Veel leerkrachten zijn op dit gebied wel creatief. Een aantal leerkrachten zijn ook creatief op vakgebieden, zoals muziek, beeldende vorming of drama. 
Creativiteit bestaat vooral uit waarnemen, denken en doen. In eerste instantie wordt iets gezien, daarna wordt daarover nagedacht en dan komt er een idee uit.

Ben ik zelf creatief?

Ik ben eigenlijk begonnen als een tegenstander van creativiteit. Ik heb voor mijzelf na de eerste les van de periode, een mindmap gemaakt over wat ik versta onder creativiteit. Zoals te zien is, denk ik vrij neerbuigend over creativiteit. Het mooie aan meningen, ze kunnen veranderen! En nu in week 5 is het best wel omgeslagen. Ik heb uiteindelijk in week 7 wederom een mindmap gemaakt en zoals jullie kunnen zien, is mijn mening over creativiteit compleet omgeslagen! Ik denk dat er buiten de mindmaps om, weinig tekst voor nodig is om mijn gedachten over creativiteit weer te geven. 

Mijn zelfportret

De allereerste les beeldend. Ik weet het nog goed, we moesten een zelfportret gaan maken. We kregen een spiegeltje en houtskool. Het enige wat met houtskool besmeurd was, was mijn hand. En wat heb ik er een hekel aan om vieze handen te krijgen. Na veel gemopper en gedoe, ben ik toch aan de slag gegaan. De tekening hierboven zou een schets moeten zijn van mijn gezicht. Of het echt gelukt is, dat mag je zelf beoordelen! Maar voor iemand die niet creatief was in de eerste week, vind ik het toch best goed gelukt! 
 
Uiteindelijk was de opdracht om een zelfportret te maken, maar je werd er redelijk vrij in gelaten. Ik vind het nooit zo fijn als het om een vrije opdracht gaat, want ik heb liever regeltjes waar ik mij aan vast moet houden. Maar toch is mijn zelfportret ook gelukt uiteindelijk! Hieronder het resultaat ervan: 
Ik zal mijn zelfportret even verduidelijken! Ik heb 4 van de 5 schetsen gebruikt voor het uiteindelijke resultaat.
De titel van mijn zelfpotret: Zien en gezien worden! Daar draait het namelijk allemaal om bij creativiteit. Word ik gezien als ik voor de klas sta? Zie ik alle leerlingen die voor mij zitten? Dat zijn vragen waar het eigenlijk altijd om moet draaien. 
Dan valt als tweede de achtergrond op. Ik heb gekozen voor panterprint, want ik ben echt gek op dierenprintjes! Nu de uitleg over de poster zelf:
 
Linksbovenin staat een uil. Ik heb de uil gekleurd met potlood en ik heb met stift lijntjes getekend om de gekleurde delen.
De uil staat in mijn ogen voor wijs en flexibel. Ik ben flexibel in het onderwijs, ik kan vrij snel schakelen van de ene gebeurtenis naar de andere. 
 
Daaronder heb ik mijn hand overgetrokken, met als resultaat dat mijn hele hand rood was van de stift. Niet erg handig dus! Ik heb hem opgevuld met glitters, want ik hou van glitters! De hand staat voor mijn helpende hand. Ik bied graag mijn hulp aan anderen als er iets niet helemaal goed verloopt.
 
Vrij centraal staat een steenbok. Mijn sterrenbeeld is een steenbok en het past echt heel goed bij mij. Of ik pas heel goed bij de steenbok, dat kan natuurlijk ook. Ik ben eigenwijs, dat staat centraal voor de steenbok. Maar ik ben ook betrouwbaar en geduldig, dit zijn ook twee eigenschappen van de steenbok. 
 
Last but not least: het oog. Eigenlijk draait het in het onderwijs allemaal over zien en gezien worden. Ik vind dit heel erg belangrijk. Heb ik oog voor iedere leerling, ook op individueel gebied? Kan ik aansturen op de behoefte van iedere leerling? Dit zijn dingen waar ik me vaak mee bezig houd. 
 

Wat is creatief onderwijs? 

Creatief onderwijs is in mijn ogen het probleemoplossend vermogen. Door dit te combineren met flexibiliteit, krijg je al een heel stuk creatief onderwijs. Maar dit is het echter niet alleen. Ook het feit dat leerkrachten de leerlingen moeten stimuleren om creatief te zijn, door onder andere initiatieven van de leerlingen te volgen. Niet alleen de lessen uit een methode aanbieden, maar ook variëren in onderwijs, staat voor creativiteit. Gebruik maken van verschillende werkvormen en creatieve haltes in een les toevoegen, maakt het al een stuk interessanter voor leerlingen. 

Hoe kan ik creatief onderwijs ontwerpen? 

Door uiteindelijk volledig los te laten van de methode-lessen, kun je in mijn ogen creatief onderwijs ontwerpen. In eerste instantie oefen je dit door alleen creatieve haltes toe te voegen, maar zodra jij alleen maar oog hebt voor het leerdoel en daar omheen jouw lessen in elkaar weet te zetten, ontwerp je creatief onderwijs. Dit is ook belangrijk om het leuk te houden voor de leerlingen. De meeste leerlingen vinden het niet zo interessant meer om uit boekjes te werken, want dat doen ze namelijk al dagelijks. Al pas jij per les een andere werkvorm toe. Al is het maar vijf minuten, dan heb je de aandacht en hun motivatie volledig in beeld.

Hoe ontwikkelen kinderen hun creativiteit? 

Groep 1/2
Kinderen hebben veel energie en fantasie. Jonge kinderen worden nog niet tegengehouden om dit te gebruiken, daarom is het aan leerkrachten de taak om dit juist op jonge leeftijd te stimuleren. Jonge kinderen hebben nog niet overal een manier voor, dus zij gebruiken vaak hun fantasie om bepaalde situaties een beeld te geven. Zo spelen zij bijvoorbeeld vaak rollenspel, denk maar aan vader & moedertje. Ze zijn creatief in het verzinnen van een verhaal rondom hun rollenspel. Tijdens het rollenspel, hoor je vaak dat kinderen aan het zingen of neuriën zijn. Kinderen bedenken vaak hun eigen liedjes en ze kunnen er ook nog eens bij dansen als je dit vraagt. Dit is op deze leeftijd belangrijk, ze worden nog niet geremd. Kinderen kennen nog geen echte schaamte, ze zijn trots op wat ze doen! 
 
Groep 3/4/5
Kinderen van deze leeftijd zijn motorisch al meer vaardig. Ze kunnen al meer dingen met kwast, pen en hun eigen lichaam. Maar op deze leeftijd worden ze ook kritischer en dan vooral op zichzelf gericht. Ze worden zich bewust van anderen. Daarom is het belangrijk dat er een breed aanbod is van creatieve opdrachten en waar ze hun eigen talenten kunnen ontwikkelen. Daarbij moet je rekening houden met kinderen die meer kijken dan doen. Die kinderen zijn vaak gericht op het vermijden van fouten. Voor hun is het belangrijk dat je ze verschillende dingen laat doen en uitproberen en soms dan gaat zal het dan even niet gaan zoals het kind wil of denkt dat het moet gaan. zorg hierbij ook voor voldoende succeservaringen zodat je het zelfvertrouwen opbouwt. Want als je meer zelfvertrouwen heb kan je ook creatiever zijn.
 
Groep 6/7/8
Creatief ontwikkelen is niet alleen maar het knutselen en tekenen bij een leerling. Creatief ontwikkelen is ook het ontwikkelen in de denkwijze van een kind. Op jongere leeftijd ontwikkelden de kinderen zich nog met hun zintuigen en door te experimenteren. In deze leeftijdsperiode beginnen kinderen snel iets gek te vinden. Vooral als iedereen ineens naar hen kijkt. Laat kinderen dan ook niet verplicht mee doen aan activiteiten zoals drama, dans of muziek etc. Misschien is het kind juist heel goed op zijn plek achter de schermen, in het bedenken het verhaal, de rollen, het maken van het decor etc. Door een wisselend aanbod van activiteiten kun je zo veel mogelijk aansluiten bij de talenten en voorkeuren van alle kinderen. Laat de kinderen het initiatief nemen. Zo kunnen zij zich optimaal ontwikkelen.
 
(Bron: Samenspel op de BSO - Creatieve ontwikkeling. (z.j.). Geraadpleegd van https://www.samenspelopdebso.nl/handleiding/creatieve-ontwikkeling/)

 

Wat vraagt de ontwikkeling van creativiteit van leerkrachten? 

Kinderen moeten veel meer leren dan alleen vakken zoals taal en rekenen. Zo zijn er ook 7 nieuwe skills toegevoegd die belangrijk zijn in de 21e eeuw. We noemen dit 21st century skills. Dit ziet er als volgt uit:
  • Communicatie (Het overbrengen en ontvangen van boodschappen)
  • Samenwerken (Samen een doel halen, elkaar aanvullen en inspireren, elkaar steunen)
  • ICT-geletterdheid (Efficiënt gebruikmaken van ICT en media bij het geven van de lessen)
  • Creativiteit (Het vermogen om nieuwe ideeën toe te voegen aan bestaande lessen)
  • Kritisch denken (Het vermogen om onafhankelijk een eigen beeld van jezelf te hebben en je eigen mening te vormen) 
  • Probleemoplosvaardigheden (Problemen zien en daar een passende oplossing bij kunnen bedenken)
  • Sociale en culturele vaardigheden, inclusief burgerschap (In staat zijn om sociale en culturele verschillen, effectief in te zetten)
Maar wat vraagt dit allemaal van een leerkracht?
Je moet als leerkracht op de hoogte zijn van de laatste feiten, om creatief te kunnen inspelen op de behoeften van leerlingen uit de 21e eeuw. Tevens is het belangrijk dat je als leerkracht de 7 bovengenoemde skills, op een efficiënte manier kan toepassen in de schoolperiode. Dit doe je door een goed pedagogisch klimaat te creëren in de klas en door je eigen stijl toe te passen. Flexibiliteit en durven is ook belangrijk in het onderwijs. De leerkracht moet een leerling op alle mogelijke vlakken uit zien te dagen. Maar het allerbelangrijkste: blijf bij jezelf!
 
(Bron: 21st century skills. (2012, 05 januari). Geraadpleegd van https://www.leraar24.nl/dossier/3280/21st-century-skills#tab=0)

Mijn creatieve halte in een les

Creatieve spellingsles
Tijdens de eerste stageweek van deze periode, moesten we een creatieve halte bij een methodeles voegen. Ik heb gekozen om de spelling te testen van de leerlingen. Zij hadden de week ervoor les gekregen over het verdelen van lettergrepen en het maken van de juiste woorden. Ik heb dit toen op een dinsdag met de leerlingen min of meer getoetst. 
Dit heb ik gedaan door groepen van 5 te vormen in de klas en er steeds twee mee te nemen. Ik heb enveloppen gemaakt met 3 woorden erin. Die woorden zijn geknipt in lettergrepen en de leerlingen moeten de 3 juiste woorden zien te vinden. De eerste ronde gaat op tijd, dus dan wordt het een wedstrijdje. De tweede ronde ging het om de tactiek. De resultaten waren duidelijk te merken, tijdens de eerste ronde was het vrij rumoerig en ging het echt om de strijd. Hierdoor kwamen de leerlingen niet echt snel aan het goede antwoord. Tijdens de tweede ronde, bespraken ze goed, hoe zij het wilden aanpakken. Hierdoor kwamen de leerlingen sneller en met een beter overleg op het antwoord. Ik heb dit achteraf met de leerlingen besproken en ze vonden het erg leuk om te doen. Ook vonden zij het leuk om de verschillen te merken. 
 

Mijn creatieve lessen

Spiegelen
Ook heb ik tijdens de eerste stageweek gewerkt aan een les van natuuronderwijs. Het moest een les zijn waarbij spiegels centraal staan. Tijdens deze les, is mijn flexibiliteit erg naar voren gekomen. Ik heb de les uitgevoerd met 3 groepen van 10 leerlingen. Als opdracht had ik bedacht dat zij eerst in een halve kring, mijn mimiek en houding zouden spiegelen. Ik liet hierbij verschillende emoties naar voren komen. Dit heeft weer betrekking op drama gehad. Hierna heb ik de leerlingen de opdracht gegeven om tweetallen te maken. Eén van de twee leerlingen was de spiegel, de ander deed het voor. Ze moesten een emotie of een type persoon spelen. Hierna hebben zij het voorgedaan voor de andere leerlingen en wij moesten raden wie de spiegel was en wie dat het voordeed. Bij sommigen was dit erg lastig te ontdekken, om
dat zij erg goed op elkaar konden inspelen! Het was erg leuk om te zien hoe dit tot stand kwam. Maar ik merkte wel dat de leerlingen de opdracht makkelijk vonden, waardoor het al gauw minder leuk werd. Bij de eerste twee groepen wist ik nog niet goed hoe ik hierop moest inspelen. Bij de derde groep heb ik nog een stuk creativiteit van de kinderen gevraagd. Ik reflecteerde tijdens de les wat zij ervan vonden en zij gaven aan dat het niet zo leuk was, omdat het te makkelijk was. Waarop ik aan de leerlingen vroeg of zij iets anders wilde doen. Daar waren ze het gauw mee eens, maar omdat ik zo 1, 2, 3 niets wist om te doen, besloot ik om de leerlingen zelf na te denken. Ik stelde de regel dat de nieuwe opdracht met emoties of typetjes te maken moest hebben, maar ook dat het spiegelen van elkaar er in terug moest komen. De leerlingen kwamen toen op het spel memory. Hierbij gaat er één leerling naar de gang, de rest vormen tweetallen. De tweetallen spreken met elkaar af welke handeling zij gaan doen en degene die op de gang staat, moet uiteindelijk de 'setjes' proberen te raden. Hierbij komen verschillende kenmerken naar voren die een creatieve leerkracht in mijn ogen ook moet hebben. Denk aan: flexibiliteit (het schakelen naar een andere spelvorm), het kind volgen (ik stemde in met het idee van de leerling), creativiteit bij kinderen stimuleren (ik heb ze zelf aan het denken gezet) en ik heb mijzelf en de leerlingen uitgedaagd. 
 
Creatieve stelopdracht
Ik weet nog van mijn eigen tijd dat ik stelopdrachten echt niet leuk vond. Weer een halfuur een verhaal schrijven, dacht ik dan altijd. Dus ik ben gaan nadenken over hoe ik zo'n les nu iets leuker kon maken. In het thema (vreemde talen) had ik een concept bedacht van een stelopdracht. 
Ik zou de leerlingen 5 niet-bestaande woorden geven en de leerlingen moesten er zelf een verhaal omheen maken. Ze kregen van mij ook een beginzin. In hun verhaal moest duidelijk naar voren komen, wat die 5 woorden nu precies betekenden. 
Ik had als beginzin: 'Ik liep laatst naar...' en als 5 niet-bestaande woorden:
  • Droes
  • Doffert
  • Kliem
  • Klavoen
  • Puppel

Hieronder volgt één van de 30 resultaten van de gemaakte verhalen en bijbehorende tekeningen van de leerlingen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Levensbeschouwing

Ik wilde de leerlingen een tekening laten maken bij mijn verhaal, maar ik wilde dit ook tevens koppelen aan het vak levensbeschouwing. De leerlingen krijgen weinig levensbeschouwing op school, dus daarom leek het mij wel leuk om dit op een creatieve manier aan te pakken. Omdat het bijna Pasen is, heb ik gekozen voor een Paasverhaal. Nadat ik dit verhaal had voorgelezen, ben ik een gesprek aangegaan met de leerlingen wat nu eigenlijk Pasen is en waarom wij dit vieren in Nederland. Eigenlijk wisten zij hier wel het antwoord op. Na een gesprek te hebben gevoerd, heb ik de leerlingen allemaal de vorm van een paasei gegeven. Ik heb ze aan de slag gezet met kroontjespennen en Oost-Indische inkt. Ik heb voor deze manier gekozen, omdat zij er nog nooit mee hadden gewerkt in groep 8. Er zijn ontzettend mooie resultaten uitgekomen. Hierbij twee foto's waar een leerling bezig is en het resultaat van een andere leerling. 
 

Creatiewijzer ontdekken

Ik denk dat ik van de creatiewijzer deze periode wel het allermeeste heb geleerd. Toen ik dat blad onder mijn neus kreeg, wist ik echt niks af van al die woorden die erop stonden. Maar inmiddels ken ik de betekenis erachter en kan ik ze ook allemaal benoemen in creatieve opdrachten. Ik heb teruggekeken over het schrijven van een gedicht. Ik dicht vaak, ik kan er mijn gevoel goed mee uitdrukken. Ik kan niet altijd alles vertellen tegen mensen om mij heen, dus als dat niet lukt op zo'n moment, ga ik dichten. 
 
Divergeren: Ik heb gebrainstormt over hoe ik mijn gedicht kan schrijven. Ik heb veel ideeën bedacht. 
Waarnemen: Ik ben op internet gaan zoeken hoe gedichten eruit zien, want dit was mijn eerste gedicht pas. 
Kaderen: Ik heb nu kort besloten wat ik ga doen, dus ik heb gekozen wat voor gedicht ik ga maken. 
Divergeren: Ik ga nu bedenken wat ik allemaal in het gedicht kan zetten. 
Experimenteren: Ik ben toen gaan proberen op de computer. Zinnen bedenken, weghalen, nieuwe plaatsen etc. 
Verbeelden: Ik combineer in mijn hoofd zinnen met elkaar. Woorden die op elkaar rijmen, zet ik in een logische volgorde in mijn gedicht. 
Focussen: Ik ga nu de keuzes op een rijtje zetten, dus alle zinnen die ik heb opgeschreven, verzamel ik. 
Convergeren: Uit die zinnen van het focussen, maar ik nu een keuze over wat ik wil gebruiken in mijn gedicht. 
Vormgeven: Ik ga mijn gedicht schrijven, ik geef het vorm. De woorden rijmen en de zinnen lopen goed. 
Presenteren: Ik laat mijn gedicht met trots lezen aan iedereen die het wilt lezen. 
 
Zoals hierboven op de foto te zien is, heb ik bijna alles alleen gedaan. Ik heb mijn gedicht alleen laten lezen toen het af was aan mijn familie en vrienden. 
 
Maar kan ik ook de stappen van een leerling ontdekken in zijn verhaal? 
Hier wilde ik graag achterkomen. Na het tekenen van het paasei, heb ik een leerling apart genomen. Ik heb hem vragen gesteld waarin zijn creatieve ontwikkeling duidelijk werd bij mij. Na dit gesprek heb ik alle kaartjes op de goede plaats gelegd en ik heb hem nog eens bij me geroepen. Hij vond het erg moeilijke woorden, maar na mijn uitleg wat ze betekenden, kon hij het wel plaatsen. Ik heb gevraagd aan hem of ik zijn verhaal goed heb begrepen en dat had ik! 
Zijn creatieve denken tijdens het tekenen van het paasei ziet er als volgt uit: 
Aan de hand van de creatiewijzer en een gesprek, kan ik vaststellen dat P. een denker is. Experimenteren en waarnemen, het doen en beschouwen, laat hij graag weg. Hij houdt er niet van om te spieken bij anderen en hij is trots op zichzelf. 
Dit waren zijn stappen:
Divergeren: Hij heeft eerst nagedacht over wat de opdracht was en hoe hij het kon invullen. 
Verbeelden: Toen is hij in zijn hoofd gaan kijken naar voorbeelden. Vragen als: 'Hoe heb ik dit eerder gedaan, heb ik dit überhaupt wel eens eerder gedaan?' stelde hij aan zichzelf. Hij bedacht dat hij met kleine subtiele vormen en figuren wilde werken. 
Convergeren: Hij heeft een keuze gemaakt uit welke figuren hij in zijn paasei wilde gebruiken. 
Kaderen: Hij heeft daarna nog eens goed nagedacht of zijn keuze wel binnen de opdracht ging, maar dat lukte prima!
Focussen: Hij heeft de opdracht helder voor zichzelf gemaakt en heeft zichzelf aan het werk gezet. 
Vormgeven: Hij heeft het ei met figuren gevuld en dat is erg goed gelukt, volgens hemzelf. 
Presenteren: Aan het einde van de les, heeft hij het ei laten zien aan mij en aan de vaste groepsleerkracht.